zaterdag 31 januari 2009

Groeten van Flopke



Het is alweer weken geleden dat ik bij de kapper zat en een mede-Twitteraar zag binnenlopen, laat ik hem X-feiten noemen. Voor de zekerheid vroeg ik mijn kapster N. of het hem echt was, want ik kende hem alleen van een foto.
Die bevestigde het.
Snel legde ik de situatie uit en zei dat als ik weg was, ze hem maar de groeten van Flopke moest doen.
Ze giechelde.
Gister kwam ik weer bij de kapper en kapster M. kwam giechelend op me af, want X-feiten zou toevallig ook weer komen. De rest van de kappers lachten. Iedereen kon zich het incident en vooral de reactie van X-feiten herinneren. N. dacht echter dat X-feiten had afgebeld.
Toen N. net klaar was met het knippen van mijn haar, kwam X-feiten toch binnenlopen. Alle kappers begonnen te giechelen, zeker toen X-feiten er zelf over begon. Wat hij zei, weet ik niet precies, maar ik meen dat hij dacht dat hij mij gezien had. N. kon het me niet goed uitleggen, omdat X-feiten achter ons bij de wasbak plaatsnam. Hij keek geen moment naar me.
Het was al lang duidelijk wat ons te doen stond: X-feiten moest weer de groeten van Flopke krijgen, en weten dat we alweer samen in de kapsalon hadden gezeten. Snel begon N. me te föhnen.
'Ik doe het niet zo goed,' zei ze, 'want je moet wég hier.'
Ik betaalde, terwijl N. haastig een volgende afspraak inplande. Daarna zei ik iedereen gedag. Alle kappers groetten giechelend terug. X-feiten die verscholen zat achter kapster M., zag me niet.
Wel jammer dat ik niet even met mijn handen voor mijn gezicht voor het raam ook X-feiten even gegroet heb. Volgende keer dan maar.
X-feiten wil me nu ontmaskeren. En dus zit er voor mij niets anders op dan dat te voorkomen.
Niemand heeft gezegd dat het leven er gemakkelijker op wordt.

dinsdag 27 januari 2009

Daar waar geen tijd is



Papa Flopke legde uit hoe het met tijdzones zit. Ik wist dat wel ongeveer, maar had er nog nooit echt over nagedacht. Maar goed, nu dus wel en als je daar eenmaal mee begint, wordt het er niet eenvoudiger op. Zo realiseerde ik me ineens dat je op de evenaar verder moet reizen om van tijdzone naar tijdzone te komen, dan bij ons. En ja, dan is de stap naar de noord- en zuidpool snel gemaakt. Want daar hoef je dan nauwelijks te reizen om van tijdzone naar tijdzone te komen.
Daarop kwam ik natuurlijk op het echte punt: hoe laat is het op het uiterste puntje van de noord- en de zuidpool? Als je een stap naar links doet, dan zit je in een bepaalde tijdzone. Doe je een stap naar rechts dan is het opeens twaalf uur vroeger. Of later natuurlijk. Maar hoe laat is het op het exacte puntje?
Dat wist papa Flopke ook niet. Sterker, hij vroeg zich af of het zin had om het te weten, aangezien je er niets te zoeken hebt. De meridianen worden trouwens niet eens tot de polen doorgetrokken. Hij zocht het op en citeerde: als alle meridianen bij elkaar komen is het alle tijden. Dan mag je zelf kiezen.
En dan zou je ook kunnen zeggen: daar is geen tijd.
Kijk en daarover ben ik nog niet eens begonnen met nadenken. Maar ik voel al dat ik mijn hersenen hierop overuren kan laten draaien.

woensdag 21 januari 2009

"Ik wil griep"



En weer kreeg ik de zoekvraag: 'Ik wil griep.' Omdat de vraag vaker terugkomt, is het blijkbaar een nijpend probleem en zal ik er serieus op ingaan. Ik kan er het volgende advies voor geven: begin er een volgende keer eerder mee. Want griep is net als een examen, daar moet je bijtijds mee beginnen. Start daarom twee weken voordat je het examen krijgt (wat waarschijnlijk de reden is dat je je nu met griep wilt ziekmelden). (Het feit dat je aan de vooravond van het examen nog moet googlen hoe je griep kan krijgen, laat trouwens zien dat je geen sterke planner bent.)
Een tongzoen van iemand die zich niet helemaal lekker voelt, is natuurlijk de korste klap. Zoen bij voorkeur meerdere patiënten op de mond. Als je niet zo fysiek bent ingesteld, maar je bent meer iemand van de gestrekte arm, drink dan uit hun glas (zet je lippen op de plek waar de patiënt zijn lippen zette).
Griep wordt niet via de lucht maar eerder via de handen overgedragen. Raak daarom alle deurklinken aan, ga op ziekenbezoek en speel een spelletje kaart met de patiënt. Druk in het openbaar vervoer op alle knopjes, raak alle stangen aan, was je handen niet, maar steek eens een vinger in je mond of peuter in je neus. Ondersteun dit alles door een nacht door te halen, te veel te drinken en ongezond te eten. Zo moet het toch lukken. (Mij is het ook weer gelukt.)
Mocht je onverhoopt toch te veel weerstand hebben, tja, dan volgend jaar beter. En dan zit er niet veel anders op: verdraai je stem en meld je ziek.
Of sla dat boek eens open.

zondag 18 januari 2009

Dit is een gedicht (met filmpje)



Als je een salade "met appel en walnoot" verkoopt en er zit van alles in: drie soorten groene salade, een rode sla, koolsla, krenten, aardappel, een of andere witte wortel, twee soorten saus, maar géén appel en minder dan een kwart walnoot, waarom nóém je het dan zo?

woensdag 14 januari 2009

Het verhaal, eindelijk...




Het heeft enige voeten in aarde gehad, waarom is me niet duidelijk geworden, maar mijn tweedeprijswinnende verhaal staat eindelijk op de site van Parmentier. In een erg klein lettertje, daarom publiceer ik het zelf ook maar.
 

Dat is de natuur
Wolf staat wijdbeens, zijn smalle zwarte broekspijpen rimpelen op zijn witte gymschoenen. Hij lacht zoals hij lacht als je zijn kamer binnenkomt, als hij je niet verwacht en ook niet heeft horen aankomen.
Mijn maag trekt samen.
Hij draait zich om, passeert het bordje met informatie – deze natuur vraagt om een toelichting – en slingert langs het metalen hekje. Hij stapt er niet overheen, maar loopt er netjes tussendoor. Ik loop achter hem aan.
‘Is dit het,’ vraag ik.
Hij knikt.
‘Het is een vuilnisbelt,’ zeg ik.
‘Het is een park,’ zegt hij. Hij draait zich om en steekt zijn kin naar voren. ‘Je ziet toch dat er bomen staan?’
‘Ze zijn iel,’ zeg ik. ‘Ze hebben steunpaaltjes. Allemaal krukken voor jonge aanplant. Steunkousen voor de berkenbast.’ Het pad slingert langs een bankje en buigt naar rechts, gaat de heuvel op en buigt weer naar links om tussen de struiken te verdwijnen. ‘Niet dat het erg is als je een keer hulp nodig hebt,’ zeg ik. ‘Maar allemaal…’
‘Zo moet je niet praten.’ Zijn ogen flikkeren, snel slaat hij ze neer. ‘Je moet het een kans geven.’
Nico zei ongeveer hetzelfde. Hij zei bovendien: ‘Vertrouwen is belangrijk.’ En daarna gaf hij me een blaadje met ontspanningsoefeningen mee naar huis.
Tussen de kiezelsteentje op het pad schemert een zwart kunststof honingraat, Wolf volgt het spoor nauwkeurig. In de stad neemt hij altijd de kortste weg, of er nu bordjes of hekjes staan of niet, hier kronkelt hij netjes met het pad mee, loopt nu tussen twee glooiende heuveltjes door.
‘De lol gaat eraf als je zulke dingen zegt,’ zegt hij.
Hij draait zijn hoofd en staart langs me heen zoals hij dat deed in zijn schemerige kamer. De gordijnen waren dicht, de zon probeerde door de kieren te piepen en door het stof heen te breken. In de oranje gloed werd de tafel zichtbaar, en de asbak, de glazen, de borden, het mes en die ene lepel. Ik kon niet zien of er aluminiumfolie in de asbak lag, maar misschien had hij die al in zijn zak gestoken. Ik vroeg hem of hij had gebruikt, omdat ik niet zeker wist of ik het aan zijn ogen zag, ik ga altijd weer twijfelen.
‘Er is niks aan de hand,’ zei hij.
‘Ik ruik het,’ zei ik.
Ik wist het niet zeker, want die geur is vaag. Ik dacht dat ik het rook, dat ik de geur herkende.
‘Je kunt het niet ruiken,’ zei hij. ‘Het is geurloos. Maar dat doet er niet toe, want het is niet zo.’
Ik geloofde hem, omdat ik dat wilde. Omdat hij daar zo zat, met dat zwarte haar dat alle kanten op piekte. Omdat hij zijn zwarte jas droeg die nauw om zijn lichaam sloot. Het was warm in de kamer.
Nu draagt hij zijn wollen grijze jas die tot zijn knieën komt. Hij ziet bleek. Ik waarschijnlijk ook. We hebben dezelfde huid en dan kun je in de zon gaan zitten wat je wilt, dat heeft geen zin. Het is nog ongezond ook. Het wijkje huizen aan de voet van de heuvel is achter de struiken verdwenen, struiken van ongeveer twee meter hoog. We maken een scherpe bocht.
‘Zullen we daar even zitten?
Wolf knikt.
We staan voor een bankje, een geschenk van de Rotary Club, zoals met krullerige letters in de rugleuning staat gekerfd. Sommige mensen laten sporen na bij alles wat ze doen, terwijl ik er niet in slaag enig spoor na te laten. Zodra mijn stem is uitgeklonken, zodra ik de hoek ben omgeslagen en uit het zicht ben verdwenen, wordt alles weer precies zoals het was voordat ik kwam.
Ik ga tegen “Club” zitten, met rechts naast me een vuilnisbak. Wolf gaat aan de andere kant zitten en kijkt naar de struiken voor zich, daar waar de heuvel afdaalt naar het grindgat en de grote parkeerplaats aan de andere kant van de heuvel. Hij pakt zijn shag uit zijn binnenzak, het plastic van het pakje kraakt als hij een vloeitje pakt en kraakt zachtjes door als hij in de shagbuidel woelt om de tabak eruit te halen, om precies zoveel te pakken als hij nodig heeft. De scherpe geur van tabak stijgt op, ik kijk naar zijn handen, kijk naar het pakje, kijk erin.
‘Wat zit daar,’ vraag ik en wijs.
Hij sluit het pakje. ‘Niks.’ Hij stopt zijn shag weg.
‘Laat eens zien,’ zegt ik.
De wind ritselt door de jonge bladeren achter ons. In het bosje scharrelt hooguit af en toe een vogel. Wormen zullen niet dik zijn in het dunne laagje aarde waar zelfs bomen steun nodig hebben.
‘Het heeft geen zin als je me toch niet gelooft,’ zegt hij en keert zich van me af. ‘Ik ben zoals ik ben. Dat is mijn natuur.’
We hebben er lange gesprekken over gevoerd. Ik rukte mijn foto van de muur, stond met wat kleren onder mijn arm en zei dat ik nooit meer terugkwam als hij er niet mee ophield. Hij wilde wel, zei hij, en nu ging hij het doen ook. Maar toen snerpte de deurbel en als snel klonk de stem van Bart in de gang. Bart kloste naar boven, klopte op de deur en Wolfs ogen draaiden weg. In zijn hoofd was hij de kamer al uit, liep hij met Bart over straat. Hij pakte zijn shag en begon snel een sigaret te draaien.
‘Hij heeft alleen geld nodig,’ zei hij later toen hij naast Bart bij de deur stond. ‘Heel even maar.’
’s Avonds laat kwam hij terug. Hij keek helder uit zijn ogen, ik wist het niet meer en hing de foto terug. Achteraf weet ik dat een oogopslag niet alles zegt. ‘Laat je shag dan zien,’ zeg ik.
Hij draait zich van me af en snuift.
Ik leg mijn hand op zijn arm, knijp, trek hem zachtjes naar me toe. ‘Je ruikt het afval door de berg heen, ruik je het?’
Hij rukt zich los. ‘Nee,’ zegt hij.
Ik neem mijn arm terug. ‘Nee?’
Ik sta op.
Wolf steekt zijn shagje aan en inhaleert.
‘Nee,’ zeg ik. Nog even blijf ik staan, de wind waait door het bosje, langs zijn bleke gezicht, dan draai ik me om en loop het pad af. Nog een keer draai ik me om. Wolf zit naar de struiken voor zich te kijken en trekt aan zijn sigaret. Ik daal af in de richting van het wijkje. Ik sla de hoek om, ben uit het zicht verdwenen.

vrijdag 9 januari 2009

Hoofdconducteurst



Het was me nog niet eerder opgevallen, maar de term conducteur schijnt aan inflatie onderhevig te zijn. Alle kaartjesknippers gisteren droegen een metalen bordje met 'Hoofdconducteur' op hun revers en een van die hoofdconducteurs legde een reiziger uit dat hij voor een bepaalde actie niet gemachtigd was, omdat alleen de hc zijn fiat daarvoor kon geven. Daaruit maakte ik dus op dat hc niet staat voor hoofdconducteur, wat ik met mijn naïeve hoofd altijd had gedacht. Hc staat voor: de enige echte onversneden hoofd-hoofd-hoofdconducteur.
(En zo beklimmen wij de ladder, tralalalalaaaa.)

zondag 4 januari 2009

Jou al gehad?



Nog een paar dagen van 'heb ik jou al gehad?'en 'moeten we zoenen of geven we een hand?' en dan is het weer voorbij, wordt het langzaam lichter, trekt de mist op, smelt het ijs, verdampen de zorgen en zal het toch ook wel weer warmer worden. Vooralsnog doe ik mijn best - elke dag een stukje achter de schermen - (je kunt wel merken dat het winter is) en straks zal alles vanzelf wel beter gaan. Ja, sgelijks, sgelijks.