De laatste keer dat er een telemarketeer belde, is alweer een tijd geleden. Het was Erik Dekker van KCC die bezig was met een renteanalyse in mijn buurt. Had ik schulden?
Jazeker, zei ik geheel volgens het script, en geen hypotheekschuld. Zeker 7000 euro inderdaad. En liep het bandje al? Het bandje, er liep toch wel een bandje mee? Ik was steeds harder gaan praten.
Ja inderdaad, stamelde hij.
Mooi, zei ik.
Tot twee keer toe legde ik de telefoon neer en liep weg. De ene keer om een trui aan te trekken en mijn tanden te poetsen. De andere keer om thee te halen en beneden wat rond te hangen. Maar Erik Dekker hing niet op.
Toen het gesprek wel erg lang begon te duren, nam zijn supervisor het over. Jan van der Sar was zijn naam. Althans, dat beweerde hij. Hij was inderdaad de neef.
Ik snap het niet, legde ik hem uit. Dat is nu juist waardoor ik in de problemen ben gekomen. En daarom moet je mijn zaakwaarnemer maar bellen. Want ik mocht het zelf niet meer afhandelen.
Er was niets af te handelen, stelde neef Van der Sar me gerust. Want hij ging me niets verkopen. Die zaakwaarnemer was helemaal niet nodig. Hij zou me een paar korte vraagjes stellen, onschuldige vraagjes. Dat kan toch geen kwaad? Daarna zou hij me iets toesturen, maar dat stelde niets voor. Ik kon het altijd terugsturen en dan was er niets gebeurd.
Dat wil ik niet, zei ik. Want misschien stuur ik het niet terug, omdat ik dan in de war ben. Dat is nu net waar mijn zaakwaarnemer me voor wil behoeden.
Mijn zaakwaarnemer was niet nodig, bleef Van der Sar me geruststellen.
Toen werd ik boos. Want er zijn mensen die echt in de war zijn. En dan wordt Van der Sar dus meedogenloos. Nu is het oorlog dacht ik.
Morgen meer over hoe je een telemarketeer in moeilijkheden kunt brengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten