De bergbeklimmers die de K2 hebben beklommen (niet te verwarren met K3, die je niet moet beklimmen, maar beluisteren als je het lot wilt tarten), de bergbeklimmers dus, die zijn weer thuis. Althans, degenen die nog in leven zijn, want de doden begraven, de doden begraven, daar doet men in de klimmelarij niet aan. De lijken laat men liggen waar ze gevallen zijn, omdat de bewuste gebieden te ontoegankelijk en gevaarlijk zijn. Feitelijk is die ontoegankelijk juist de attractie, begrijp ik, want als iedereen er kan komen, is het niet leuk meer.
Ik lees alle artikelen die ik over deze expeditie tegenkom en ik begrijp er dus helemaal niets van. De klimmers doen hun best om de tocht tot in de puntjes voor te bereiden, maar uiteindelijk gaat het erom dat ze in de problemen raken. Want dan begint het echte gevecht, de ervaring waar je de kick van krijgt, het moment waarop je kunt laten zien wat je waard bent. Mits je er niet aan overlijdt natuurlijk. (Ook dit heb ik uit de krant.)
Er is veel dat me verwondert aan de verhalen over deze expeditie, maar het merkwaardigste vind ik misschien nog wel dat het er zo druk was. Bij de bewuste klimpoging cirkelden er zeventien klimmers rond de top. Men kende elkaar, liep elkaar voor de voeten. (En zag elkaar uiteindelijk naar beneden storten of dood in de touwen hangen, maar dit terzijde.)
Het verbaast me zo omdat ik het al vervelend vind als er een rij voor een bezienswaardigheid staat. Terwijl je dat toch kunt verwachten. Sterker nog, het is noodzakelijk, want anders kon de bezienswaardigheid wel sluiten en verwaarloosd worden. Dat je niet gek wordt van ergernis vanwege de drukte terwijl je bezig bent met wat de tocht van je leven moet worden, vind ik misschien nog wel het meest raadselachtig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten