Arend: Wordt het geen tijd om je gezicht eens te laten zien, Flopke?
Flopke: Ik zou niet weten waarom.
Arend: Omdat ze je willen zien.
Flopke: Dat zal wel meevallen.
Arend: Denk je niet dat het saai kan worden zo? Flauw?
Flopke: Nou en?
Arend: Misschien moet je ook eens aan anderen denken?
Flopke: Hoezo? Alsof mijn gezicht zo interessant is.
Arend: Daar gaat het niet om. Ik bedoel: wat is je probleem eigenlijk?
Flopke: Niets. Weet ik niet. Het kan me eigenlijk niet zo schelen of ze me willen zien.
Arend: Die houding kan je nog eens akelig opbreken.
Flopke: Ik krijg hier een beetje dorst van.
Arend: Het is nog geen negen uur, Flop.
Flopke: Bijna negen uur, bijna augustus. Ik heb het koud.





...op sommige dagen zit het niet mee. Kijk eens naar buiten! Het regent, het is donker. Ik denk dat ik maar op de bank ga liggen en me langzaam in een herfstdepressie laat wegglijden.
Ooit vroeg Belinda me: 'Hoe is het?'
'Rot,' zei ik.
En zij antwoordde: 'Ach, dat zal toch wel meevallen?'
Hoewel Belinda niet mijn type was, had ze gelijk.
Vooruit, in de benen! Trek een behaaglijk truitje aan, zet een kopje hete thee en draai de verwarming open.
Zucht.










