dinsdag 31 juli 2007

Komt er nog wat van?

Arend: Wordt het geen tijd om je gezicht eens te laten zien, Flopke?
Flopke: Ik zou niet weten waarom.
Arend: Omdat ze je willen zien.
Flopke: Dat zal wel meevallen.
Arend: Denk je niet dat het saai kan worden zo? Flauw? Flopke: Nou en?
Arend: Misschien moet je ook eens aan anderen denken?
Flopke: Hoezo? Alsof mijn gezicht zo interessant is.
Arend: Daar gaat het niet om. Ik bedoel: wat is je probleem eigenlijk?
Flopke: Niets. Weet ik niet. Het kan me eigenlijk niet zo schelen of ze me willen zien.
Arend: Die houding kan je nog eens akelig opbreken.
Flopke: Ik krijg hier een beetje dorst van.
Arend: Het is nog geen negen uur, Flop.
Flopke: Bijna negen uur, bijna augustus. Ik heb het koud.

maandag 30 juli 2007

Turkije

Ooit was ik op vakantie in Turkije. (Ja, júllie zijn nu op vakantie, ik niet.)
(Helaas.)
Overal op straat werd ik nageroepen. Niet zozeer omdat ik blond ben en men de niet te onderdrukken neiging had om mij te bewonderen. (Ik ben te lang voor deze mannen, een gemiddelde Turk komt tot mijn navel. Hoewel Turken daar minder mee zitten dan de gemiddelde Italiaan, maar dat is een ander verhaal. Een verhaal waarin ik moet beginnen met uitleggen dat men niet mag generaliseren, maar dat het in het geval van Italianen toch iets genuanceerder ligt en dat ik het kan weten, aangezien ik er door de jaren heen toch feitelijk uitgebreid veldonderzoek naar heb gedaan.) Maar goed, ik had het over Turken. Ze riepen me niet na omdat ze me leuk vonden, maar omdat ze me iets wilden verkopen, omdat ze wilden dat ik thee kwam drinken (zodat ze me binnen iets konden verkopen). Of omdat ze wilden dat ik daar kwam eten. (Tegen betaling. In hun restaurant.) De hele vakantie heb ik ze als lastige vliegen van me af geslagen. Zuchtend ging ik de straat weer op en begon al met mijn hoofd te schudden als ik iemand naar me zag kijken. Nee, nee, wat je ook wilt, het antwoord is nee.
Maar toen ik weer in Nederland was, moest ik er echt aan wennen dat ze niet meer naar me riepen, dat niemand meer iets van me wilde. Winkeliers bleven achter hun toonbanken staan. Het leek hen niets te kunnen schelen of ik wel of niet binnenkwam. En ik vond het opeens zo sáái hier. Ik bedoel maar: het is me wat. Het kan verkeren. En honderd is geen één.

zaterdag 28 juli 2007

Isolatr

Het is nog niet eens zo lang geleden dat ik als anti-blogger begon. Hoe ver lijkt dat nu weg? Ergens in de verte kan ik me vaag herinneren hoe het was. Ja, beste anti-bloggers, ik begrijp jullie echt wel. Nog steeds. Hoewel ik dat station dus al lang gepasseerd ben. Wacht, ik schrijf even mijn telefoonnummer op. En weten jullie wat ik vanochtend gegeten heb?
Enfin, Isolatr is een site voor de antiblogger. (Met dank aan Durksie, die me begrijpt.)
Voor iedereen die best wil Twitteren, maar graag alleen. I'v been there. Wacht maar. Ik had het ook nooit van mezelf gedacht, maar ik ben een stuk koketter geworden.

vrijdag 27 juli 2007

Kijken en geluk

Kijken is een daad van agressie, schreef ik laatst. Maar dat is natuurlijk helemaal niet waar. Nou ja, soms misschien, maar het hoeft niet. Het kan namelijk ook geweldig zijn. Soms is het een cadeau als er iemand naar je kijkt of zelfs even naar je glimlacht, zomaar op straat of gewoon ergens. Dat kan je dag goedmaken. Je wordt er vrolijk van, je voelt je opeens populair, mooi soms, of energiek.
Misschien is het juist pijnlijk als iemand zich van je afkeert. Misschien maakt het wel agressief als je daar bang voor bent. Dat je merkt dat iemand kijkt, maar dat je erop rekent dat hij zich weer van je kan afkeren. Dat je weet dat het kijken niet voor eeuwig is. Of dat men niet naar jou kijkt, maar eigenlijk naar je jasje of naar je haar dat weer eens raar zit. Dat je ervan uitgaat dat de ander eigenlijk helemaal niet in je geïnteresseerd is, terwijl je er juist zo naar verlangt. En als dat het geval is, kan de ander maar beter helemaal niet kijken. Dat spaart je weer pijn. Dan maar liever onopvallend door het leven gegaan.

donderdag 26 juli 2007

Mijn handen, mijn burka

Wat weet ik van de burka of de niqab? Helemaal niets. Maar het heeft wel iets te maken met kijken en bekeken worden. Want daar gaat het toch om bij die dracht? Aan de ene kant zeggen gesluierde vrouwen dat ze zich sterker voelen als ze niet gezien worden. Ik zou ze moeten begrijpen, mijn handen zijn mijn burka. Aan de andere kant is het een manier om vrouwen te onderdrukken. Wat klinkt dit enorm jaren zeventig, maar goed, bij het argument kan ik me wel iets voorstellen. Een omgeving die erop aandringt dat je jezelf niet mag laten zien, daar word ik niet enthousiast van.
Mijn omgeving roept eerder: kom op meid, wat kan het je schelen, laat je zien!
Dat zeggen wij westerlingen ook tegen vrouwen in burka: gooi af dat kleed, laat naar je kijken.
En wat vind ik dan precies?
Ik wil gezichten zien, dat is waar. Maar helemaal onbegrijpelijk kan ik de behoefte je te verschuilen natuurlijk niet vinden. Zeker niet in dit kader. Als je het zelf wilt tenminste. Maar ja, hoe weet je dat? Hoe weet je dat je wens uit jezelf voortkomt en uiteindelijk niet door je omgeving is ingegeven? (Dit riekt naar een diepere gedachte.) Zou ik een burka willen dragen? Soms misschien. Maar als het van jullie zou moeten, zou ik hem liever niet dragen, daar ben ik heel eerlijk in. (Je hoort mij niet beweren dat ik het mezelf makkelijk maak.)

woensdag 25 juli 2007

Telefoon!

Soms gebeurt het ineens: dan word je gebeld door een bekende die niets zegt. Je roept je naam een paar keer, maar krijgt geen antwoord. Je hoort slechts geschuifel, geloop, soms een rijdende auto of wat gesmoord gemompel. Het bellen was per ongeluk. Iets riep je nummer op in de binnenzak van je kennis, vriend of anderszins. Dus kun je zeggen dat iemand je belt om je een stukje van zijn leven te laten horen.
Zo'n beller is zelden aangenaam getroffen als je hem vertelt dat hij je per ongeluk belde. Meestal schrikt hij en vraagt: maar wat hoorde je dan? Wat deed ik?
Ik moet zeggen: wat ik hoorde, is altijd een beetje teleurstellend. Ik bedoel: ik kan me er zoveel meer bij voorstellen. De reactie is vaak een stuk interessanter. Zeker als je vraagt: maar wat dénk je dat ik hoorde?
(Nu kan dit allemaal ook projectie zijn, want zo kun je mij snel en effectief op de kast krijgen.)
Overigens hoef je niet te wachten tot iemand je daadwerkelijk belt. Je kunt het tegen iedereen zeggen die jouw nummer in zijn of haar toestel heeft staan. Dat doe je bijvoorbeeld als je je een een beetje verveelt. Waarom niet? Zo ontstaan de beste gesprekken.

dinsdag 24 juli 2007

Het is zover!

En dan komt er een moment, dan lijkt het of iedereen op vakantie is. Dat dacht ik vanochtend toen ik wakker werd. En vervolgens dacht ik: verbergen is dan zinloos. Want waarom? Voor wie? Om eerlijk te zijn had ik er meer van verwacht. Iets van vrolijkheid. Hoera! Vandaag ga ik mijn gezicht laten zien. Maar er was geen vrolijkheid, integendeel. Verbergen heeft alleen zin als er iemand kijkt. Als iemand je wil zien. Het is als verstoppertje spelen, terwijl iedereen al lang staat te koekhappen: het is niet leuk meer in de struiken en jij wilt ook koek. Maar ja, je hebt geen koek geboekt. Geen vakantie, bedoel ik. (Het maken van een goede vergelijking is nog een hele kunst.) En dus laat ik vandaag mijn gezicht zien, maar ja... ...op sommige dagen zit het niet mee. Kijk eens naar buiten! Het regent, het is donker. Ik denk dat ik maar op de bank ga liggen en me langzaam in een herfstdepressie laat wegglijden. Ooit vroeg Belinda me: 'Hoe is het?' 'Rot,' zei ik. En zij antwoordde: 'Ach, dat zal toch wel meevallen?' Hoewel Belinda niet mijn type was, had ze gelijk. Vooruit, in de benen! Trek een behaaglijk truitje aan, zet een kopje hete thee en draai de verwarming open. Zucht.

maandag 23 juli 2007

Opa 100

Kijk, dit is de 100ste verjaardag van opa. Het is niet wat jullie denken: hij is niet schuw, hij is niet weggelopen. Nee, hij is er niet meer. Vier jaar geleden draaide een dame van de thuiszorg zich van hem af, hoorde hem zuchten en toen ze zich terugdraaide, was hij weg. Het werd hoog tijd, want hij wilde al lang niet meer. Afgelopen zondag zou hij 100 zijn geworden en dat hebben we gevierd op de plek waar hij graag kwam: een van de meest verschrikkelijke restaurants van Nederland. Het is er niet gezellig, opa had last van het lawaai en ze kunnen niet koken. (Voor zover ze pogingen doen, is dat lang geleden, want het eten ligt al uren onder een warmhoudlamp onder een langzaam uitdrogende dikke laag van een of andere saus.)
We zijn er dus nog een keer gaan eten met familie. De laatste keer wat mij betreft. Eigenlijk had het de laatste keer moeten zijn toen ik ooit asperges met ham at en zalmgraten op mijn bord aantrof. Ze serveerden ook asperges met zalm en de garnering gebruikten ze dus vaker. Ik heb er niets van gezegd, om opa te sparen, maar ik heb nog dagen lopen rillen en heb er tot op de dag van vandaag spijt van dat ik mijn mond gehouden heb.
Maar goed, opa kwam er graag. En nu was hij ernstig afwezig.
Dat geeft te denken: moet je wel zo afwezig zijn Flopke? Want straks is het te laat.
(Ik mag graag over de dood denken en over andere dingen waarvan een gemiddeld mens vindt dat je ze beter kunt negeren.)

zondag 22 juli 2007

Toch nog welkom

Nadat we niet naar de Parade waren gegaan (er stonden 's middags al lange rijen, een duidelijk signaal dat je te veel bent), gingen we snel eten, om niet naar de film te kunnen (de zaal zat vol). Daarna nog even langs een kroegje waar ze gingen sluiten. Moedeloos zakten D., K. en ik op een terras neer, we dronken ons moed in, doorkruisten nogmaals de stad en waren meer dan welkom bij D. die in het Polmanshuis ontvangst hield wegens zijn verjaring.
Hier D. (achter de sigarendoos), F. (dat ben ik) en S. (achter het kopje).
Voor meer informatie zie de blog van DaPiet, die een stuk scheutiger is met namen en rugnummers. (En wat de matpartijen met de zwervers betreft waarover DaPiet schrijft: ik kan me ergens vaag herinneren dat ik geld stond uit te delen. Dat doe ik normaal nooit, tegenover zwervers ben ik nogal eens hard en onaangedaan, dus de wijn moet me naar het hoofd zijn gestegen.)
Verder nog een bijzonder interessant gesprekje met I.N. gehad (die steeds meer uit de kast lijkt te komen). Hij zei: 'Flopke, wanneer laat je eindelijk je gezicht eens zien?'
Hij keek me aan, recht in mijn gezicht.
Ik zei niet: 'Maar I.N., kíjk dan!'
Welnee, ik zweeg. Ik begin in die dingen al behoorlijk gehaaid te worden. Ik kreeg het even benauwd, maar volgens mij had hij het niet in de gaten.

Flopke is even weg

zaterdag 21 juli 2007

Búúrman

Een schoenmaker loopt op oude schoenen, een psychiater heeft relatieproblemen en zo kan ik mijn buurman niet mailen. Iets zegt me dat deze vergelijking mank gaat, maar toch is het vreemd. Ik kan digitaal bij de hele wereld aankloppen, alleen voor mijn buurman moet ik helemaal de trap af.
Laatst riep ik nog vanaf het balkon: 'Wat is je e-mailadres ook alweer?' Hij schreeuwde het adres terug, ik ren naar de computer om het in te typen, maar te laat. Het lukte niet meer.
Hij krijgt wel mail van anderen.
Zegt hij.
Nou goed, ik kan mijn buurman digitaal niet bereiken en dat is best gek. Want ik heb dus wel eens met vriend E. zitten ontbijten. Ik was thuis, hij was thuis en we wonen zo'n zeventig kilometer uit elkaar.
Goed, we moesten allebei ons eigen eitje koken, maar toen zaten we voor de webcam gemoedelijk tegenover elkaar te kletsen, allebei in kamerjas.
Met de buurman gaat dit vooralsnog niet lukken. Ik zal toch nog eens met de ganzenveer, een potje inkt en wat perkament naar beneden gaan en hem vragen zijn e-mailadres voor mij te kalligraferen.

vrijdag 20 juli 2007

Uit logeren

Ik was uit logeren bij W. in het Noorden. Kijk dan, dit zijn W. en ik. (Haar initiaal heb ik aangepast in verband met haar privacy.) Ik wil haar aan jullie voorstellen. Ik logeerde bij haar en toch blogde ik door. Want ik dacht: als ik straks te lang stil ben, komen jullie niet meer kijken. Dan gaan jullie op vakantie, of jullie krijgen het te druk. En als jullie weggaan, ben ik weer alleen. Voor ik het weet besta ik niet meer. En ik ben er net. Ik wil nog niet weg, ik wil niet oplossen in de digitale ruimte, ik ben net begonnen. Dus ik vertel en laat zien en stel iedereen aan jullie voor. Kijk dan, dit is X, de hond van W. Dat het een hond is, mogen jullie gerust weten. We hebben met haar gewandeld, ze blafte af en toe en was bang voor drie kleine hondjes. Zie, ik heb steeds minder scrupules, jullie mogen echt veel weten en het wordt steeds meer. Heus, ik word nog eens een echte blogger.
Nu ga ik twitteren, voor ik word geschrapt , voor ik mijn vrienden verlies, omdat ik zo stil ben.
Wacht op mij, ik ben er nog!

donderdag 19 juli 2007

De kracht van het kijken

Wat ik maar wil zeggen: kijken doet iets met mensen. Het kan ze gek maken of ongemakkelijk. Apen ook trouwens, dat hoef ik niemand uit te leggen.
Mijn contactpersoon in Rotterdam (wie dat is, doet er niet toe) komt regelmatig in de dierentuin om te tekenen. Hij was in de bewuste week weg, maar toen hij thuiskwam en over Bokito's uitbraak las, wist hij onmiddellijk om welke vrouw het ging. Hij had haar regelmatig tegenover Bokito zien staan. Ze stond daar vier keer per week naar Bokito te kijken. En als ze dan wegliep, werd Bokito verdrietig of boos. Nou mag je dat niet zeggen van de gemiddelde bioloog, want dan beschouw je een aap als een mens, maar toch leek het er veel op. Mijn contactpersoon (nee, dat doet er nu echt niet toe) zei dat Bokito haar zielig nakeek, zijn klauw voor zijn gezicht sloeg of eenzaam in een hoekje ging zitten, armen om zijn kop heen.
Nou deed ze nog iets meer, vervolgde hij (als ik zeg dat het mijn broer is, wat weten jullie dan eigenlijk?). Ze stond ook regelmatig met haar hand tegen het glas, Bokito hield zijn hand dan tegen de hare. Soms stond ze zelfs met haar tong tegen het glas aan, Bokito deed hetzelfde. Tongen met het glas ertussen. En - hoe kinky kan het zijn - haar man deed het ook. Nee, niet met zijn vrouw, met Bokito.
Dat was meer dan kijken alleen, maar toch. Het begon met kijken, Bokito werd gek en sprong over de sloot. Waar het eigenlijk om gaat: is het geen teken van pure beschaving en goede opvoeding dat ik doorgaans op mijn stoel blijf zitten?

woensdag 18 juli 2007

Niet kijken, niet kijken

Kijken is soms toch ook een vorm van agressie. Er zijn mensen voor minder tegen het plaveisel geslagen. (Kijk voor je, kloothommel. Heb ik iets van je aan soms?) Nou vind ik dat een overdreven reactie. Ik sla niet snel en nooit hard. Maar om eerlijk te zijn kan ik er ook niet altijd tegen als men naar me kijkt, vooral 's ochtends niet, tijdens het ontbijt. In die zin ben ik het met Reve eens. Die vindt dat de mens 'in het geheim, alleen, bij voorkeur achter een juten gordijn gezeten, zijn voedsel tot zich neemt'. Zo is dat. Bij gebrek aan een juten gordijn, vraag ik mijn disgenoot 's ochtends wel eens om naar zijn eigen bord te kijken. 's Avonds gaat het een stuk beter, maar ook dan wil ik het soms niet hebben. Ik bedoel maar, dit is een hele overwinning voor mij. Het was echt dat ik de naam kon krijgen (flopke-en-nog-wat), anders was ik er nooit aan begonnen. En toen vond ik dat ik best één stukje kon schrijven. En kijk nu toch eens? Zo word je dus blogger, als je nooit blogger had willen worden. Want je kunt er niet eens tegen als ze naar je kijken.

dinsdag 17 juli 2007

Blozen

De strijd tussen wat je openbaar maakt en wat je voor jezelf houdt, wordt zelfs op fysiek niveau uitgevochten. Neem blozen. Blozen is een sociaal signaal, er zijn maar weinig mensen die blozen in het donker of als ze alleen zijn. Ook donkere mensen blozen nauwelijks. Ze zijn er in ieder geval niet bang voor, want niemand die het ziet. (Dit heb ik niet van mezelf, maar uit een boek: De Emoties van Nico Frijda.) Hoe bleker, hoe makkelijker rood, denk ik eigenlijk.
Een rood hoofd moet dus gezien worden, anders heeft het geen zin. Bovendien lijkt blozen zich te beperken tot de lichaamsdelen die onbedekt zijn. We blozen met ons hoofd, onze nek en soms met onze armen. Ik heb zelfs wel eens gehoord dat mensen die veel mouwloze hemden dragen, blozen met hun (onbedekte) nek, hals en armen. Ze blozen zich een wit hemdje. Dat zou niet gelden voor iemand die doorgaans hooggesloten shirts draagt, want die krijgt alleen een rood hoofd. Maar het kan heel goed zijn dat ik dit laatste zelf heb verzonnen, ik kan het in ieder geval nergens terugvinden.
Nou goed, daar gaat er ook niet om. Waar het wel om gaat, is dat ons lichaam, buiten onze wil, uitdraagt wat ons bezighoudt. We willen het niet, we háten het zelfs (bang zijn dat je gaat blozen is de kortste weg naar een rood hoofd, geloof me) en toch moet het eruit. Het moet aan de grote klok.
Ik bedoel maar. Ik ben niet alleen in mijn gevecht, mijn lichaam voert dezelfde strijd.

maandag 16 juli 2007

Flopke op een verjaardag

Ga de diepte in, hoor ik van (enkele van) jullie. Of eigenlijk: daal af tot het ordinaire leven. Ik probeer het, met de grootst mogelijke tegenzin en toch ook weer niet. Bloggen, het is een proces, daar ga je doorheen en eh...
Hier zit ik op een verjaardag. Naast Ad. Ik sta er weer goed op, dus vraag ik Ad, mag ik deze foto gebruiken voor mijn blog?
Tuurlijk, zei Ad. Hij zit daar helemaal niet mee, de hele wereld mag hem zien. (En binnenkort komt hij op tv.)
Wat een blog is, weet hij verder niet. Hij houdt niet van computers, want daar kun je geen sieraden of wandkleden van maken.
Het is niet erg om op een verjaardag naast Ad te zitten, integendeel. Een van zijn anekdotes: hij stond ooit in de rij in een supermarkt van het dorp waar hij woont. Voor hem een keurige dame, zoals er wel meer wonen daar. Voor haar stond weer een enorm vieze zwerver.
De dame draait zich om, knijpt haar neus dicht en zegt tegen de rij achter haar: 'Wat ruík ik toch?'
De zwerver draait zich om en roept: 'GE RUIKT OEW KUT!'
En toen was de dame een stuk rustiger, roep Ad dan schaterend.
(Ad houdt niet van keurige dames.)
Vooruit, nog een foto dan maar.
Die is leuk, net Egon Schiele, zei Ad.

zondag 15 juli 2007

Flopke rules

Op een dag was ik blogger, maar wel met de grootst mogelijke terughoudendheid. Inmiddels ga ik me er steeds meer naar gedragen. Neem laatst, ik zat in een restaurant tegenover een schoolbord met achter me een stapel krijtjes. Als vanzelf gaat die hand naar zo'n schoolkrijtje, een witte, want die zijn toch het duidelijkst. En dan schrijf ik op wat me het meest bezighoudt: mijn blogadres. Dat is allemaal tot daaraan toe, maar wat heeft het voor zin als ik er geen foto van maak? Want morgen vegen ze het weer uit en dan is het weg. Dus maak ik een foto, ik ben toch bezig. En hield het hier maar op, maar dat bord bevindt zich op het toilet. Best gek, denk ik nog in een jolige bui, dus daar moet ook een foto van komen. Hoppa, vooruit. Klik! Ik ga lekker. Ik denk zelfs nog: wat goed toch, die moderne telefoons. Et, voilà. Maar de vraag blijft jeuken: moet ik hier anderen mee lastigvallen? Dat ik op dat schoolbord mijn adres achterlaat, is tot daaraan toe. Want wij, bezoekers van het restaurant, zijn onder elkaar. We weten wat we ervan kunnen verwachten, we komen hier wel vaker. Maar hier op de blog? Ik weet het niet, nog steeds niet. Daarom leg ik het maar even voor. (Maar ja, zo lusten jullie er nog wel een paar. Wat een slechte smoes.) Ik wil maar zeggen: het is al te ver gegaan. The show must go on.

zaterdag 14 juli 2007

Hoe lang nog?

O Heer, hoe lang ga ik dit volhouden? Hoe lang kun je schrijven over niets? Hoe lang kun je je privacy beschermen als die onder druk staat? Op een gegeven moment laat je toch je masker vallen, zo ging het immers ook op straat. Ik bedoel: er worden vaak foto’s of video’s van me gemaakt, vooral als ik ergens op vakantie ben. Nou ja, strikt genomen niet van mij, ze zetten elkaar op de foto. Maar ik loop dus wel langs en zo word ik vastgelegd. Het zal jullie ook overkomen. (Mag ik jullie zeggen?)
Aanvankelijk dook ik zoveel mogelijk weg, maar om de hele toeristische route tijgerend af te leggen… ik blijf toch een praktisch mens. Dus ging ik op een gegeven moment fier rechtop lopen, keek de camera’s in en zwaaide.
Het is een teken van pure machteloosheid, omdat het niet meer lukt om het te voorkomen. Want je wilt toch over straat blijven lopen. Zo wil je ook bloggen. En dus is het de vraag wanneer ik het opgeef, mijn handen laat zakken, naar jullie zwaai en onbekommerd vertel over waar ik was vandaag, wat ik gegeten heb en hoe het komt dat ik wéér niet heb opgeruimd.

vrijdag 13 juli 2007

Praten

Er waren tijden, ik zal rond de twintig zijn geweest, dat het me opviel dat maar weinig mensen eigenlijk echt luisteren, maar vooral zelf aan het woord proberen te komen. Toen besloot ik dat ik mijn mond dan maar eens moest houden. Luisteren, íemand moest het doen. Ik heb dat een behoorlijke tijd volgehouden. Na verloop van tijd kwam ik erachter dat het toch nog anders ligt. Je praat vaak helemaal niet om een boodschap naar buiten te brengen. Nou ja, soms (ga eens wég daar, je staat op mijn tenen, kijk voor je, nee ik had een dróge witte wijn besteld). Praten is vaak vooral een persoonlijke, bijna fysieke behoefte. Het moet eruit, wat dan ook. Als ik daar weer last van heb, heb ik soms medelijden met mijn toehoorders. Maar tegenwoordig kan ik hard zijn. Niks ervan! Ik ben aan het woord. Straks mag je naar huis. Bovendien vliegt de tijd als je zelf aan het praten bent. In suf gezelschap zijn er daarom twee mogelijkheden: je vraagt of iedereen zijn mond wil houden óf je neemt zelf het woord. Ik ben geneigd het eerste te doen, maar het tweede is handiger, heb ik gemerkt. Nou goed, vandaar de blog. Ik bedoel, ik leg het nog maar even uit. Bovendien: er moet toch tekst komen. Wat dan ook.

donderdag 12 juli 2007

Twitteren

Ik deed het al langer: twitteren. Maar niemand wist het. Dat is best lekker: geen vrienden, geen followers, niks. Eenzaamheid in de digitale universum, je zegt wat je doet en niemand die erachter komt. Net het gewone leven als je binnenblijft.
Maar als het goed is, heb ik nu vrienden. En mijn twitter staat op mijn blog. Dat is me gelukt onder de meer dan bezielende leiding van DaPiet. Hoewel de vreugde van korte duur was, want inmiddels heb ik geen NavBar meer, kan ik de opmaak nauwelijks aanpassen en zitten we aan de huidige status quo vast. DaPiet enigszins uit het veld geslagen, maar hij kan het ook niet helpen. En ik? Ik houd er toch ook niet van als in de kamer de meubels verplaatst worden? Laat ik toch een keer tevreden zijn.
Maar nee, het steekt, het jeukt. Waarom heeft iedereen een NavBar en ik niet?

Nee, nee, nee

Wat een reacties allemaal. En wat een lieve mensen. Ik zou er bijna van uit mijn schulp kruipen. Ze weten toch wel hoe ik eruit zie, daar heb je tegenwoordig programmaatjes voor. En anders staar ik elders in blogland wel verbaasd in de camera. Maar nee, niet doen.
Terug in je hol.
Voor je het weet, schep je verwachtingen. Dan zul je zien dat gasten, voordat ze bij je aanbellen, eerst even op je blog kijken of je thuis bent. Zo kun je nooit meer wegduiken als de bel gaat.
Ik moet níet uitleggen waarom ik gister om half zes de computer uitzette. Dat ik geen ambtenaar ben die zich aan de ouderwetse werktijden houd, maar een modern mens die echt haar computer wel aanhoudt tot zij naar bed gaat. En dat ze hem ook dan met de grootst mogelijke tegenzin uitzet en om geen andere reden dan om stroom te besparen. Want dat zo'n afgesloten computer nog reuze lastig is als je 's nachts wakker wordt en je even wilt kijken of de rest van de wereld slaapt. (Uit het raam kijken, is zo van gisteren.)
En oh, Flopke, daar ga je al. Je verraadt jezelf in een poging jezelf te beschermen. Als je het niet hoogstpersoonlijk had verteld, had toch niemand geweten hoe laat je de computer afsloot? Want wie houdt dat bij? Bovendien kloppen de tijden niet die bij de berichten staan. Niemand weet toch ook dat ik hier hysterisch vroeg zit te bloggen?
Oeps.
Ik moet zo op mijn woorden letten.
Flopke

woensdag 11 juli 2007

Je moet toch mee

Iedereen heeft een blog, iedereen twittert. En dus moet je mee, dat realiseer ik me heel goed. Want anders kun je je niet vertonen op een gemiddelde verjaardag. De behoefte is er ook echt wel bij mij. Heus. Natúúrlijk wil ik een blog en wil ik twitteren. Ik wil niet eenzaam zijn en achterlopen. Ik wil er toch ook een beetje bijhoren. Nou ja, min of meer. Soms of zo. Maar nu heb ik wel een probleem, want ik wil niets over mezelf kwijt. Ik ben niet spontaan, ik wil niet dat iedereen kan lezen wat ik denk en vind, behalve als ik er héél lang over heb nagedacht. En ik wil zeker niet dat men weet wat ik doe. Al sinds mijn puberteit duik ik weg als ik een camera zie. Dus dat botst. Want een blog van iemand die niets wil vertellen, dat is irritant. Zelf kan ik daar bijvoorbeeld niet goed tegen. Zo staan de zaken er dus voor. Kom maar niet te vaak kijken, want zoveel zal er hier niet gebeuren. Hoop ik. Ik bedoel: ik heb werkelijk wel iets beters te doen. En jullie ook natuurlijk . Zucht. Flopke