Er lag een dikke laag sneeuw op het dakterras, toen er een koolmeesje voorbij vloog. Dat beestje heeft honger, wist ik opeens. En ik was hem al weken niet te hulp geschoten. Hij met zijn familie en musjes en roodborstjes vliegen hier elke lente rond, maar als ik zo doorging, kon het de komende lente wel eens akelig rustig worden op mijn dakterras. Prompt sneed ik een stevig bruin brood in kleine stukjes.
Een dag later was het op. Zelf doe ik daar langer over.
Als ik oud en raar ben, ga ik naar de winkel om vogelvoer te kopen. Nu heb ik het daar te druk voor, dus keek ik in de keuken rond naar iets dat ik naar buiten kon werpen.
Nu weet ik dus dat vogels niet van spruitjes houden. Dan gaan ze nog liever zonder eten naar bed.
Raad kwam uit verwachtte hoek, de Vogelman - waarom was ik daar zelf niet opgekomen - twitterde: geef ze appeltjes, Flopke.
Ik sneed een appel in stukken, maar toen die eenmaal buiten lagen, wist ik dat de stukken te groot en te lomp waren. Later, als ik oud en raar was, zou ik naar buiten kunnen gaan om ze kleiner te snijden. Nu had ik het er te druk voor. Bovendien was het best koud.
Na een uur of anderhalf begreep ik hoezeer de Vogelman weet waar hij over praat; het bordje was schoon leeg.
Er werd buiten honger geleden, zoveel was me inmiddels wel duidelijk geworden. Omdat ik nog niet oud en raar ben, ging ik naar de winkel om een tube tandpasta te kopen, de oude tube was al half leeg. En passant kocht ik ook een paar grootverpakkingen vetbolletjes en vlammendrode netjes met nootjes. Op de verpakking stond de doelgroep duidelijk afgebeeld. Opgeruimd hing ik ze buiten op.
Die middag zag ik waar ik al die tijd mee bezig was geweest. Een zwerm grote kraaien vrat zich in
no time door mijn vetbollen heen. De kleine vogeltjes keken op een afstandje angstig toe.
'Och, Flopke, dat weet toch iederéén,' zou Vogelman later verzuchten.
Er moet een oplossing zijn. Als ik straks oud en raar ben, ga ik daar eens goed over nadenken.