woensdag 14 januari 2009

Het verhaal, eindelijk...




Het heeft enige voeten in aarde gehad, waarom is me niet duidelijk geworden, maar mijn tweedeprijswinnende verhaal staat eindelijk op de site van Parmentier. In een erg klein lettertje, daarom publiceer ik het zelf ook maar.
 

Dat is de natuur
Wolf staat wijdbeens, zijn smalle zwarte broekspijpen rimpelen op zijn witte gymschoenen. Hij lacht zoals hij lacht als je zijn kamer binnenkomt, als hij je niet verwacht en ook niet heeft horen aankomen.
Mijn maag trekt samen.
Hij draait zich om, passeert het bordje met informatie – deze natuur vraagt om een toelichting – en slingert langs het metalen hekje. Hij stapt er niet overheen, maar loopt er netjes tussendoor. Ik loop achter hem aan.
‘Is dit het,’ vraag ik.
Hij knikt.
‘Het is een vuilnisbelt,’ zeg ik.
‘Het is een park,’ zegt hij. Hij draait zich om en steekt zijn kin naar voren. ‘Je ziet toch dat er bomen staan?’
‘Ze zijn iel,’ zeg ik. ‘Ze hebben steunpaaltjes. Allemaal krukken voor jonge aanplant. Steunkousen voor de berkenbast.’ Het pad slingert langs een bankje en buigt naar rechts, gaat de heuvel op en buigt weer naar links om tussen de struiken te verdwijnen. ‘Niet dat het erg is als je een keer hulp nodig hebt,’ zeg ik. ‘Maar allemaal…’
‘Zo moet je niet praten.’ Zijn ogen flikkeren, snel slaat hij ze neer. ‘Je moet het een kans geven.’
Nico zei ongeveer hetzelfde. Hij zei bovendien: ‘Vertrouwen is belangrijk.’ En daarna gaf hij me een blaadje met ontspanningsoefeningen mee naar huis.
Tussen de kiezelsteentje op het pad schemert een zwart kunststof honingraat, Wolf volgt het spoor nauwkeurig. In de stad neemt hij altijd de kortste weg, of er nu bordjes of hekjes staan of niet, hier kronkelt hij netjes met het pad mee, loopt nu tussen twee glooiende heuveltjes door.
‘De lol gaat eraf als je zulke dingen zegt,’ zegt hij.
Hij draait zijn hoofd en staart langs me heen zoals hij dat deed in zijn schemerige kamer. De gordijnen waren dicht, de zon probeerde door de kieren te piepen en door het stof heen te breken. In de oranje gloed werd de tafel zichtbaar, en de asbak, de glazen, de borden, het mes en die ene lepel. Ik kon niet zien of er aluminiumfolie in de asbak lag, maar misschien had hij die al in zijn zak gestoken. Ik vroeg hem of hij had gebruikt, omdat ik niet zeker wist of ik het aan zijn ogen zag, ik ga altijd weer twijfelen.
‘Er is niks aan de hand,’ zei hij.
‘Ik ruik het,’ zei ik.
Ik wist het niet zeker, want die geur is vaag. Ik dacht dat ik het rook, dat ik de geur herkende.
‘Je kunt het niet ruiken,’ zei hij. ‘Het is geurloos. Maar dat doet er niet toe, want het is niet zo.’
Ik geloofde hem, omdat ik dat wilde. Omdat hij daar zo zat, met dat zwarte haar dat alle kanten op piekte. Omdat hij zijn zwarte jas droeg die nauw om zijn lichaam sloot. Het was warm in de kamer.
Nu draagt hij zijn wollen grijze jas die tot zijn knieën komt. Hij ziet bleek. Ik waarschijnlijk ook. We hebben dezelfde huid en dan kun je in de zon gaan zitten wat je wilt, dat heeft geen zin. Het is nog ongezond ook. Het wijkje huizen aan de voet van de heuvel is achter de struiken verdwenen, struiken van ongeveer twee meter hoog. We maken een scherpe bocht.
‘Zullen we daar even zitten?
Wolf knikt.
We staan voor een bankje, een geschenk van de Rotary Club, zoals met krullerige letters in de rugleuning staat gekerfd. Sommige mensen laten sporen na bij alles wat ze doen, terwijl ik er niet in slaag enig spoor na te laten. Zodra mijn stem is uitgeklonken, zodra ik de hoek ben omgeslagen en uit het zicht ben verdwenen, wordt alles weer precies zoals het was voordat ik kwam.
Ik ga tegen “Club” zitten, met rechts naast me een vuilnisbak. Wolf gaat aan de andere kant zitten en kijkt naar de struiken voor zich, daar waar de heuvel afdaalt naar het grindgat en de grote parkeerplaats aan de andere kant van de heuvel. Hij pakt zijn shag uit zijn binnenzak, het plastic van het pakje kraakt als hij een vloeitje pakt en kraakt zachtjes door als hij in de shagbuidel woelt om de tabak eruit te halen, om precies zoveel te pakken als hij nodig heeft. De scherpe geur van tabak stijgt op, ik kijk naar zijn handen, kijk naar het pakje, kijk erin.
‘Wat zit daar,’ vraag ik en wijs.
Hij sluit het pakje. ‘Niks.’ Hij stopt zijn shag weg.
‘Laat eens zien,’ zegt ik.
De wind ritselt door de jonge bladeren achter ons. In het bosje scharrelt hooguit af en toe een vogel. Wormen zullen niet dik zijn in het dunne laagje aarde waar zelfs bomen steun nodig hebben.
‘Het heeft geen zin als je me toch niet gelooft,’ zegt hij en keert zich van me af. ‘Ik ben zoals ik ben. Dat is mijn natuur.’
We hebben er lange gesprekken over gevoerd. Ik rukte mijn foto van de muur, stond met wat kleren onder mijn arm en zei dat ik nooit meer terugkwam als hij er niet mee ophield. Hij wilde wel, zei hij, en nu ging hij het doen ook. Maar toen snerpte de deurbel en als snel klonk de stem van Bart in de gang. Bart kloste naar boven, klopte op de deur en Wolfs ogen draaiden weg. In zijn hoofd was hij de kamer al uit, liep hij met Bart over straat. Hij pakte zijn shag en begon snel een sigaret te draaien.
‘Hij heeft alleen geld nodig,’ zei hij later toen hij naast Bart bij de deur stond. ‘Heel even maar.’
’s Avonds laat kwam hij terug. Hij keek helder uit zijn ogen, ik wist het niet meer en hing de foto terug. Achteraf weet ik dat een oogopslag niet alles zegt. ‘Laat je shag dan zien,’ zeg ik.
Hij draait zich van me af en snuift.
Ik leg mijn hand op zijn arm, knijp, trek hem zachtjes naar me toe. ‘Je ruikt het afval door de berg heen, ruik je het?’
Hij rukt zich los. ‘Nee,’ zegt hij.
Ik neem mijn arm terug. ‘Nee?’
Ik sta op.
Wolf steekt zijn shagje aan en inhaleert.
‘Nee,’ zeg ik. Nog even blijf ik staan, de wind waait door het bosje, langs zijn bleke gezicht, dan draai ik me om en loop het pad af. Nog een keer draai ik me om. Wolf zit naar de struiken voor zich te kijken en trekt aan zijn sigaret. Ik daal af in de richting van het wijkje. Ik sla de hoek om, ben uit het zicht verdwenen.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Ha Flopke, wat zie ik nou! Een literaire prijs! Gefeliciteerd, toch een mooie opsteker. Dat je niet voorbij de beukmuizen kon komen, dat geeft niets: een prijs is een prijs. De lijst van genomineerden onder jouw naam is onnoemlijk veel langer.

Imprezzed

Anoniem zei

Mooi, Geertje. Veel verhaal in weinig woorden. Gr, ivo

Flopke zei

Dank je! En jij mag dan anoniem zijn, Ivo B., maar ik ben Flopke...